Afsluiting Oostzijde bij A8
Bedrijven op het laatste stuk Oostzijde vinden de situatie voor fietsers gevaarlijk omdat zij met grote vrachtauto’s manoeuvreren. Zaanstad overweegt afsluiting voor fietsers. Wij zijn het daar niet mee eens, de vrachtauto’s moeten beter opletten als ze vanaf de bedrijven de openbare weg oprijden. En de alternatieve route via de Slachthuisbuurt is niet veilig genoeg.
Onze overwegingen tegen afsluiting zijn als volgt.
Dit gedeelte van de Oostzijde is een rustige, openbare weg waar fietsers naar tevredenheid gebruik van maken. Het is een relatief snelle en rustige fietsroute. De Oostzijde is bovendien van cultureel-historische waarde: langs de industriewand langs de Zaan lopen officiële touristische fietsroutes. In het bestemmingsplan worden zowel Oostzijde, Kalf en de Zaan genoemd als belangrijke historisch-geografische waarden. Wij vinden het daarom belangrijk dat dit deel van de stad goed bereikbaar blijft voor fietsers.
Ons bezwaar spitst zich toe op twee zaken:
1. De oplossing voor de gevaarzetting door de aanwezige fabrieken wordt eenzijdig bij de fietser gelegd, terwijl de ondernemer daar zelf aan kan bijdragen. Als er gemanoeuvreerd wordt met vrachtauto’s op de openbare weg, is het zíjn verantwoording om voor extra veiligheid te zorgen.
In het besluit wordt niet gemotiveerd waarom betrokken ondernemers deze zorgplicht niet op zich kunnen nemen, noch wat betrokken ondernemers al voor maatregelen genomen hebben. In de raadsinformatiebrief 2017/49544 wordt verwezen naar onderzoek dat uitwijst dat de risico’s meevallen. De enige doelstelling van het verkeersbesluit lijkt te zijn dat het de “het de wens van bedrijven en college [is] om het aantal ontmoetingen tussen vrachtwagens en (brom)fietsers te verminderen”.
De voorgestelde fietsroute langs de H.G. Scholtenstraat maakt het aantal ontmoetingen tussen snel- en langzaamverkeer eerder groter dan kleiner, door manoeuvrerende bussen van Hellingman en winkelbezoekers aan Aldi en Lidl.
Wij menen, dat er onvoldoende belangenafweging heeft plaatsgevonden tussen het particuliere belang van de ondernemers (de “wens”) en het algemeen belang van de toegankelijkheid en bruikbaarheid van de openbare weg en het waarborgen van de vrijheid van verkeer. (Dat laatstgenoemden in het geding zijn, wordt in het besluit niet eens vermeld).
2. Aan bewoners en andere betrokkenen is gevraagd of zij akkoord gaan met “tijdelijke” afsluiting. In de pers is sprake van een “tijdelijke” maatregel; maar het daadwerkelijke besluit van B&W betreft een definitieve maatregel. Daarnaast lijkt B&W met de maatregel een voorschot te nemen op “groei van deze bedrijven”, getuige de raadsinformatiebrief.